Nieuwsbrief mei 2017
De vergoeding van lichamelijke schade
Hoe wordt de lichamelijke schade van slachtoffers vergoed in België? Dit gebeurt aan de hand van de zogenaamde indicatieve tabel, die als leidraad gebruikt wordt door zowel advocaten, verzekeringsmaatschappijen als de rechtbanken.
Recent werd een nieuwe versie van de indicatieve tabel gepubliceerd. Om de paar jaar wordt de indicatieve tabel immers geactualiseerd en worden bepaalde pijnpunten weggewerkt of verduidelijkt. Dit geeft ons de gelegenheid om de meest voorkomende schadeposten te overlopen.
- Vergoedingen voor tijdelijke ongeschiktheid
De indicatieve tabel onderscheidt in hoofde van een slachtoffer met lichamelijke schade drie levenssferen. De aantasting van elk van deze levenssferen wordt vertaald in een persoonlijke ongeschiktheid, een huishoudelijke ongeschiktheid en een economische ongeschiktheid. Elke tijdelijke ongeschiktheid wordt in een bepaald percentage uitgedrukt, dit gedurende een bepaalde periode, op basis van de besluiten van een medische deskundige (eigen deskundige, deskundige van een verzekeringsmaatschappij of een door de rechtbank aangestelde gerechtsdeskundige).
De persoonlijke ongeschiktheid komt in feite neer op de pijn en smarten van het slachtoffer (zowel psychisch als fysisch). Deze wordt vergoed aan 28 EUR per dag naargelang de ongeschiktheid. Indien het slachtoffer gehospitaliseerd was, wordt de vergoeding verhoogd met 6 EUR per dag hospitalisatie.
De huishoudelijke ongeschiktheid heeft betrekking op de ongeschiktheid om huishoudelijke taken te vervullen. De vergoeding voor deze schadepost bedraagt 20 EUR (voor zowel een alleenstaande als een gezin) naargelang de ongeschiktheid. Per kind ter laste wordt bijkomend een bedrag van 7 EUR toegekend. Traditioneel wordt aangenomen dat mannen een kleiner aandeel in het huishouden hebben dan vrouwen, zodat de vergoeding voor mannen tot 35% en de vergoeding voor vrouwen tot 65% wordt beperkt.Het tegenbewijs kan wel worden geleverd dat een slachtoffer meer huishoudelijke taken verricht (bv. huisman of huisvrouw).
De economische ongeschiktheid slaat op de aantasting van het arbeidsvermogen van het slachtoffer. Deze schadepost wordt verder onderverdeeld in enerzijds het inkomstenverlies en anderzijds de meerinspanningen. Het inkomstenverlies moet steeds concreet worden bewezen aan de hand van een vergelijking met de daadwerkelijk ontvangen inkomsten (gewaarborgd loon, uitkeringen, ...) en de inkomsten die het slachtoffer normalerwijze zou hebben ontvangen indien het ongeval zich niet zou hebben voorgedaan. De meerinspanningen hebben betrekking op de werkhervatting van het slachtoffer die hierdoor hogere inspanningen moet leveren om hetzelfde arbeid te verrichten of dezelfde inkomsten te behouden. Hiervoor wordt een bedrag van 25 EUR per gepresteerde werkdag naargelang de ongeschiktheid toegekend.
Bv. Voor een alleenstaand slachtoffer (invalide) wordt een tijdelijke ongeschiktheid vastgesteld op de drie gebieden van 100% voor de maand januari en 50% voor de maand februari. Er was geen hospitalisatie.
De persoonlijke ongeschiktheid wordt begroot op (31 d. x 28 EUR) + (28 d. x 28 EUR x 50%) = 1.260 EUR.
De huishoudelijke ongeschiktheid wordt begroot op (31 d x 20 EUR) + (28 d. x 20 EUR x 50%) = 900 EUR.
Hoewel er een theoretische economische ongeschiktheid is gedurende twee maanden, zal het slachtoffer geen aanspraak maken op enige vergoeding voor deze ongeschiktheid. Het slachtoffer heeft geen daadwerkelijk inkomstenverlies geleden (het slachtoffer krijgt normalerwijze steeds zijn invaliditeitsuitkeringen) en er is geen werkhervatting geweest.
- Vergoeding voor blijvende ongeschiktheid
De periodes van tijdelijke en blijvende ongeschiktheid worden van elkaar onderscheiden door de “consolidatiedatum”. Dit is de datum waarop aangenomen wordt dat de letsels van het slachtoffer niet meer verergeren of verbeteren (zie ook onze nieuwsbrief december 2016).
Indien de medische deskundige van mening is dat er een blijvende ongeschiktheid is, zal hij nagaan of deze ongeschiktheid betrekking heeft op één of meerdere van bovenvermelde levenssferen. Dit zal worden uitgedrukt in percentages. Mogelijks kunnen er andere percentages worden toegekend voor de persoonlijke, huishoudelijke of economische ongeschiktheid.
Er zijn drie methodes waarop de blijvende ongeschiktheid kan worden vergoed naar de toekomst toe. De toepassing van deze methodes vormt veelal het voorwerp van discussie. Immers zal het slachtoffer afhankelijk van de aanvaarde methode aanspraak maken op een hogere of een lagere vergoeding.
Een eerste methode betreft de toekenning van een maandelijkse of jaarlijkse rente die het slachtoffer in de toekomst zal ontvangen. Het toekennen van een rente wordt voorbehouden aan zeer hoge percentages van blijvende ongeschiktheden. Deze methode is in de praktijk de meest voordelige voor het slachtoffer, doch wordt zelden toegekend door de rechtbank.
Een tweede methode is de kapitalisatiemethode. Dit komt erop neer dat de dagbedragen voor de tijdelijke ongeschiktheden (zie eerste punt) worden berekend op jaarbasis en vermenigvuldigd met een bepaalde coëfficiënt (gebaseerd op de vermoedelijke overlijdensdatum of de pensioengerechtigde leeftijd van het slachtoffer). Doorgaans wordt gebruik gemaakt van de tabellen Schryvers om deze coëfficiënten te bepalen. Bovendien dient er een uitsplitsing te gebeuren vóór en na de datum van uitbetaling van de schadevergoeding.
De laatste methode is de forfaitaire methode. De indicatieve tabel voorziet een bepaald forfaitair bedrag, afhankelijk van de leeftijd van het slachtoffer en het percentage van ongeschiktheid. Dit forfaitair bedrag wordt dan vermenigvuldigd met het toegekende percentage van ongeschiktheid. Dit is het meest eenvoudige, maar het minst gunstige vergoedingssysteem voor het slachtoffer.
Bv. Hetzelfde slachtoffer heeft een blijvende persoonlijke en huishoudelijke ongeschiktheid van 15% vanaf 1 maart. Gezien de deskundige aanneemt dat het slachtoffer geen beroepsactiviteiten in de toekomst kan uitoefenen, wordt de blijvende economische ongeschiktheid op 0% bepaald. Op consolidatiedatum is het slachtoffer 50 jaar oud.
De eerste mogelijkheid is de toepassing van de kapitalisatiemethode. De vergoeding zal normalerwijze op 1 mei worden uitbetaald. Dan zal het slachtoffer nog steeds 50 jaar oud zijn. Voor het verleden wordt de vergoeding berekend voor een periode van 59 dagen (1 maart tot en met 30 april). Voor de toekomst wordt gebruik gemaakt van een coëfficiënt van 30,411 (tabellen Schryvers 2017, mediaanlevensduur, mannen, maandelijkse betaling, 1%):
- persoonlijke ongeschiktheid (verleden): 28 EUR x 61 d. x 0,15 = 256,20 EUR
- persoonlijke ongeschiktheid (toekomst): 28 EUR x 365 d. x 0,15 x 30,411 = 46.620,06 EUR
- huishoudelijke ongeschiktheid (verleden): 20 EUR x 61 d. x 0,15 = 183 EUR
- huishoudelijke ongeschiktheid (toekomst): 20 EUR x 365 d. x 0,15 x 30,411 = 33.300,05 EUR
- totaal: 80.359,31 EUR
De forfaitaire methode geeft een heel ander resultaat. Volgens de indicatieve tabel heeft een slachtoffer van 50 jaar oud recht op een vergoeding van 690 EUR per ongeschiktheid, hetgeen het volgende resultaat geeft:
- persoonlijke ongeschiktheid: 690 EUR x 15 = 10.350 EUR
- huishoudelijke ongeschiktheid: 690 EUR x 15 = 10.350 EUR
- totaal: 20.700 EUR
Uit het voorafgaande blijkt dat professionele bijstand bij het opstellen van een schadeëis zeer belangrijk is en kan leiden tot een hogere vergoeding.
Voor vragen omtrent lichamelijke schade kunt u steeds ons kantoor contacteren.
(De nieuwsbrieven van KONSILIO Advocaten zijn louter informatief en ten behoeve van het cliënteel. De inhoud ervan kan niet worden beschouwd als een volwaardig juridisch advies. Voor concrete vragen of informatie aangepast aan een persoonlijke situatie kunt u uiteraard ons kantoor bereiken.
Er wordt getracht om de informatie in de nieuwsbrieven zo actueel en volledig mogelijk te verstrekken. De informatie hierin kan echter achterhaald zijn door recente wijzigingen. KONSILIO Advocaten kan op generlei wijze aansprakelijk gesteld worden voor de juridische volledigheid van zijn nieuwsbrieven.)