T: 015 55 68 90

Nieuwsbrief februari 2018

De verplichte aansprakelijkheidsverzekering van de architect en de aannemer

Vanaf 1 juli 2018 zullen aannemers, net als architecten, verplicht zijn om hun beroepsaansprakelijkheid te verzekeren in het kader van de tienjarige aansprakelijkheid. Op dat moment zal de zogenaamde wet Peeters-Borsus (of voluit de wet van 31 mei 2017 betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid van aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect) in werking treden.

De wet zal niet enkel voor de aannemer, maar ook voor andere dienstverleners in de bouwsector gevolgen hebben. De bedoeling van de wetgever was bovendien om de bouwheer beter te beschermen. Voortaan zal de bouwheer beschermd zijn bij een eventueel faillissement van zijn aannemer, gezien hij zich kan richten tot de verzekeraar van de aannemer. Dit zal op zijn beurt financiële gevolgen hebben voor de architect, die al wettelijk verplicht was om zich te verzekeren voor zijn beroepsaansprakelijkheid.

Of dat de wetgever het beoogde doel heeft bereikt, is nog maar de vraag. Zoals hierna blijkt, is de nieuwe wettelijke regeling niet op algemene wijze van toepassing op aansprakelijkheidsdossiers inzake bouwwerken.

 

- Voorgeschiedenis

De wet komt er eigenlijk naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof van 12 juli 2007.

Aan het Grondwettelijk Hof werd destijds de vraag gesteld of de wettelijke verplichting van architecten om hun beroepsaansprakelijkheid te verzekeren niet ongrondwettelijk was. Een dergelijke verzekeringsplicht gold immers enkel voor architecten en niet voor andere beroepsgroepen in de bouwsector.

Het Grondwettelijk Hof stelde inderdaad vast dat de aansprakelijkheid van architecten door hun verzekeringsplicht meer dan die van andere beroepsgroepen in het gedrang kwam, zonder dat hiervoor enige rechtvaardiging bestond. Deze discriminatie was het gevolg van het ontbreken van een vergelijkbare verzekeringsplicht op de andere bouwactoren. Een dergelijke lacune in de wet kon dan ook enkel verholpen worden door het optreden van de wetgever.

 

- Personeel toepassingsgebied

In de eerste plaats is de wet van toepassing op de aannemer die in België onroerende werken verricht aan woningen waarvoor de tussenkomst van een architect vereist is. Als voorbeeld werd gegeven de dakdekker, degene die ramen en deuren plaatst, degene die chapewerken uitvoert, …

Daarnaast worden ook architecten onderworpen aan de nieuwe wet. De wet is echter enkel van toepassing op architecten wanneer hun tussenkomst wettelijk verplicht is en voor zover hun activiteiten betrekking hebben op in België uitgevoerde werken en geleverde prestaties.

Tot slot viseert de wet andere dienstverleners in de bouwsector, andere dan bouwpromotoren. Hiermee worden o.a. de studiebureaus bedoeld.

 

- Materieel toepassingsgebied

De verzekeringsplicht geldt enkel bij onroerende werken aan een woning. De wet verstaat onder “woning” een gebouw of het gedeelte van een gebouw, inzonderheid een eengezinswoning of een appartement, dat van bij de aanvang van de onroerende werken wegens zijn aard uitsluitend of hoofdzakelijk is bestemd voor bewoning door een gezin of door een alleenstaande, en waar de verschillende gezinsactiviteiten worden uitgeoefend.

Tweede verblijven en woningen met een gemengde bestemming (bv. een kantoorruimte) die hoofdzakelijk bestemd zijn voor bewoning, zijn eveneens te beschouwen als een woning. Een gebouw wordt beschouwd als hoofdzakelijk bestemd voor bewoning wanneer meer dan 50% van zijn oppervlakte wordt bestemd voor bewoning.

Daarnaast voorziet de wet uitdrukkelijk in een uitzondering. Zijn geen woningen in de zin van deze wet: de kamers in gemeenschappelijke gebouwen, d.w.z. de gebouwen waarvan ten minste één woonplaats of een sanitair lokaal wordt gebruikt door meerdere personen die onderling geen familiale band met elkaar hebben (bv. studentenkamers).

 

- Waarborg van de verzekering

De wetgever wou bewust geen algemene verzekeringsplicht invoeren. De verzekeringsplicht slaat enkel op de tienjarige aansprakelijkheid in de zin van de artikelen 1792 en 2270 BW. Deze bepalingen omvatten de aansprakelijkheid van de architect en de aannemer voor ernstige gebreken in de bouw die de stevigheid van het gebouw of van zijn belangrijkste delen ervan in het gedrang brengen of kunnen brengen.

De dekking is bovendien beperkt tot de soliditeit, stabiliteit en waterdichtheid van de gesloten ruwbouw, wanneer de waterdichtheid de soliditeit of de stabiliteit van de woning in gevaar brengt.

Tot slot wordt bepaalde schade uitdrukkelijk uitgesloten van de verzekeringsdekking (bv. schade ingevolge radioactiviteit, de zuivere immateriële schade, schade lager dan 2.500 EUR, …).

De dekking van de aansprakelijkheid mag niet lager zijn dan 500.000 EUR, ingeval de heropbouwwaarde van het gebouw 500.000 EUR overstijgt. Indien de heropbouwwaarde van het gebouw lager is, mag de dekking van de aansprakelijkheid niet lager zijn dan de heropbouwwaarde van het gebouw.

De waarborg dekt de schade opgelopen gedurende een periode van tien jaar vanaf de aanvaarding van de werken en die het gevolg is van de aansprakelijkheid van de verzekeringsplichtige.

 

- Verzekeringsattest

Het bewijs van verzekering rust voor aannemers en andere dienstverleners in de bouwsector bij henzelf. Zij zullen voortaan een verzekeringsattest moeten overhandigen aan de bouwheer en aan de architect. Een dergelijk verzekeringsattest moet worden overhandigd alvorens de onroerende werken worden aangevat.

Bovendien moet een exemplaar van het verzekeringsattest kunnen worden overhandigd op eerste verzoek aan politieambtenaren of aangestelde ambtenaren gemachtigd om toezicht te houden op de toepassing van deze wet.

Voor wat betreft de architecten, bezorgen de verzekeraars jaarlijks aan de Raad van de Orde van Architecten een lijst van de architecten die bij hen een verzekeringsovereenkomst hebben gesloten. De architect zal zelf in zijn overeenkomst met de bouwheer de gegevens van zijn verzekering moeten vermelden.

 

- Strafbepalingen

De wet voorziet tot slot in een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 10.000 EUR bij inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten door de architect, de aannemer of de andere dienstverlener in de bouwsector.

Deze geldboete moet bovendien verhoogd worden met de opdeciemen, thans een multiplicator van 8. De maximumgeldboete bedraagt dan 80.000 EUR.

Daarnaast voorziet de wet in een bijkomende bestraffingsmogelijkheid ten aanzien van de architect. Indien de architect nalaat zijn controletaak uit te oefenen (m.n. het opvragen van het verzekeringsattest van de aannemer of andere dienstverlener), kan hij bestraft worden met een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 5.000 EUR (eveneens x 8).

Voor verdere vragen kunt u steeds ons kantoor contacteren.
 

(De nieuwsbrieven van KONSILIO Advocaten zijn louter informatief en ten behoeve van het cliënteel. De inhoud ervan kan niet worden beschouwd als een volwaardig juridisch advies. Voor concrete vragen of informatie aangepast aan een persoonlijke situatie kunt u uiteraard ons kantoor bereiken.
Er wordt getracht om de informatie in de nieuwsbrieven zo actueel en volledig mogelijk te verstrekken. De informatie hierin kan echter achterhaald zijn door recente wijzigingen. KONSILIO Advocaten kan op generlei wijze aansprakelijk gesteld worden voor de juridische volledigheid van zijn nieuwsbrieven.)

Laatste Nieuws